PUKKEL BARST
Pukkel was een vierentwintigjarige puist op het voorhoofd van een veertigjarige man zonder handen. Hoe die man zijn handen verloor, is een apart verhaal. Kort verteld: hij was een ongewenst kind en zijn ouders hadden hem voor zijn zestiende verjaardag een kettingzaag cadeau gedaan. Hij had de hint begrepen en gehoorzaam als hij toen nog was, had hij de wens van zijn ouders vervuld, evenwel slechts gedeeltelijk. Het tijdelijke wenste hij slechts met het eeuwige te verwisselen nadat hij zijn droom had gerealiseerd: de puist der puisten ontwikkelen. Tja, alle schepselen groot en klein willen wel iets bereiken in dit leven.
Pubers hadden de met geen lijfstraf te onderdrukken neiging elke oneffenheid op hun tedere, door hormonen geteisterde huid weg te pitsen. Zonder handen was je evenwel voorgoed van die onhebbelijke gewoonte bevrijd. Eindelijk had hij de handen vrij voor zijn levensproject. Opgesloten in zijn kamer, een vrijwillige beslissing, hij kwam er niet uit en niemand kwam er in, ademde en at hij zich de recordtabellen in. Puisten konden taai zijn, hardnekkig zelfs, maar waren van nature toch niet zo gedreven om het jarenlang uit te zingen op de huid van hun gastheer. Het was de hartenwens van iedere puist eens open te barsten. Meer zelfs, het was hun lotsbestemming. Konden ze spreken, ze zouden het uit de diepste huidlaag uitschreeuwen:’Ik wil uitbarsten, uitbreken, uitspatten, uitspuiten !!!’
Als een getergde vulkaan ramden ze hun witte lava tegen de huid, een opgespannen trommelvel waarop eerdaags het verlossende signaal zou worden geroffeld, barrrrrrrrrrrrrrrrrrrst ! Tegen zoveel barstgeweld was geen enkel vel bestand. Of toch ?
De jongen zonder handen studeerde. En of hij studeerde. Plantkunde. (Zijn enige contact met de buitenwereld was Red Pimple, een illegale indianensjamaan die onder de spoorwegbrug hokte en die hem maandelijks van een flinke dosis handgeschreven natuurwijsheid voorzag, in ruil voor wat dankbaarheid, een uiterst zeldzaam goed) De vegetarische hamvraag: welk kruidenmengsel zal de huid rond mijn favoriete puist danig harden dat ik hem jaren kan koesteren als een geliefkoosd huisdier ? Ik zal er tegen praten-misschien dat hij ooit terugpraat-, hem warmhouden ’s winters, hem koelte toewuiven ’s zomers, hem strelen als hij tederheid nodig heeft, zijn tranen betten als hij verdriet heeft. Een vriend ! Een zielsverwant ! De jongen, langzamerhand man zonder handen schonk Pukkel, zo noemde hij hem treffend, zoveel aandacht als nooit iets of iemand in de loop der tijden het voorwerp ervan was geweest. Liefde schiet hier als term schromelijk te kort. Andere puistjes werden regelrecht verwaarloosd. Na verloop van tijd vonden ze het zelfs de moeite niet meer op het lichaam van de man zonder handen op te duiken. Neen, ze stonden liever hun etter aan Pukkel af om zo ook deelachtig te kunnen worden aan diens glorie. Ja, Pukkel blonk letterlijk in zijn vel. Pal op het voorhoofd van de man zonder handen, net tussen zijn twee ogen op de neusbrug. Als hij scheel keek, had hij zelfs geen spiegel nodig om een glimp van Pukkel op te vangen. Maar hoe de man zonder handen ook van Pukkel hield, een ding weigerde hij hem te geven: de vrijheid om uit te barsten.
Jarenlang genoot Pukkel van die bijzondere behandeling. Hij had zich zelfs tot ongekroonde koning der Puisten uitgeroepen. Misschien kreeg die titel ooit een officieel karakter. Stel je voor: een plechtige troonsbestijging, inauguratierede in het AP (Algemeen Puists), een heuse parade, vlaggen en wimpels, praalwagens geflankeerd door furunkels te paard, gepantserde etterbuilen, dolenthousiaste jeugdpuistjes achter dranghekken, onderpukkels die vanuit de ramen kwistig hun pus over hem heen stortten, het ultieme bewijs van verknochtheid.
De man zonder handen leefde alleen nog voor Pukkel. Eten, drinken, waken, slapen stonden volledig in dienst van zijn enige levensgezel. Ja, want van de rest van zijn familie was hij in hoge mate vervreemd. Alleen met kerst kwam hij nog eens een kwartier naar beneden om de rest van de familie een zevenoog toe te wensen. Toch voelde hij zich nooit eenzaam. Hij was een man met een missie en die missie heette ‘Pukkel’. Daar had hij alles voor veil, zelfs zijn gezondheid. Hij propte zich dan ook vol met wat de beste garantie op pusproductie leverde, afval. Zijn ouders steunden hun zoon hierin ten volle. Waar zelfs de hond van kokhalsde, dat schoven ze hem liefdevol toe, want de toekomst van hun kind stond boven alles.
Hoe viezer het eten, hoe meer Pukkel scheen te groeien.
Dat bezorgde de man zonder handen de laatste tijd wel wat kopzorgen. Hoe goed hij de huid op en rond Pukkel ook inwreef met de ingenieuste huidversterkende kruidenzalven volgens zijn eigen recept door de magische handen van Red Pimple bereid, Pukkel wilde barsten. Een lotsbestemming kun je zomaar niet negeren, ook al ben je koning.
Wanhoop sloop in het hart van de man zonder handen. Als hij Pukkel verloor, was hij ook nog eens de man zonder puist. Een dergelijke vernedering zou het einde betekenen. Wat was een man zonder ideaal ? Een puist zonder pus.
En zoals steeds bij tegengestelde belangen kwam het tot een open conflict. Pukkel liet zijn etter opstoten. De druk op de huid werd immens. Een witte puskop schemerde reeds door de rode konen van Pukkel door. De man zonder handen kreeg daarbij een uitzinnige jeuk. ‘Neen, niet krabben, neen, de ettervloed zal luwen, Pukkel zal zichzelf uitputten en na enkele dagen valt hij wel stil. Of als ik nu eens wat groenten en fruit eet om het pusgehalte in mijn bloed tijdelijk te laten dalen ?’ Zo sprak de man zonder handen zich moed in.
Hij kon nauwelijks nog de slaap vatten, elke seconde moest hij de neiging te krabben verbijten. Ondraaglijk de druk, onmenselijk de jeuk. Pukkel voelde dat hij terrein aan het winnen was. Nog een duwtje, nog wat vers pus aanslepen.(De ouders hadden hun zoon weliswaar wat fruit bezorgd, maar helaas uit macht der gewoonte was het rot en zo…) Pukkel barstensvol levenswoede. De relatie tussen Pukkel en de man zonder handen stond op springen. Ze leefden op voet van oorlog. Waar ooit de roos der liefde had gebloeid, daar werd ze overwoekerd door de doorns der haat.
Die laatste avond voor het slapengaan, sloegen bij de man zonder handen de stoppen door. Gek van de jeuk en frustratie keek hij met verwrongen gezicht in de spiegel. Pukkel trok zijn puistentronie in een gemene grijns, hij lachte zijn levensvriend vierkant uit en vernederde hem hiermee tot in het diepste van zijn wezen. In een opwelling van zelfbedrog, want niemand wilde de rauwe realiteit onder ogen zien, sloeg de man zonder handen de armen voor het gezicht.
Daar had Pukkel op gewacht. Hij barstte open !
De vuilwitte etter spoot tegen de spiegel aan. En bleef maar spuiten. En bleef maar spuiten ! En bleef maar spuiten !!
Twee dagen later vonden de ouders de kamer voethoog onder het pus. In een hoek lag een lege huid met de contouren van wat eens hun zoon was geweest.
Op de spiegel stond in pus geschreven: ‘Ik leef !’
Danny Verstegen |